CIRWINN is een recyclingmaatschappij gevestigd hier in Almere.
Ik ben een van de aandeelhouders vanuit de Reimert Groep en daarnaast hebben we Van Werven uit Oldebroek die een aandeelhouder is
en de Theo Pouw Groep uit Utrecht.
Wij maken hier van materialen die uit de stad komen, bijvoorbeeld stoeptegels en trottoirbanden, nieuwe bouwstoffen.
Wat we hier zien is een van de initiatieven die voorkomt uit
de Upcycle City.
Dat is een prijsvraag die we in 2017 gewonnen hebben vanuit CIRWINN.
Dat is een prijsvraag met verschillende partijen.
Waaronder Groen Gas Almere, die hier naast ons gevestigd is.
Maar ook de Theo Pouw Groep, één van de aandeelhouders op dit moment.
We hebben hier een puinscheidingsinstallatie ontwikkeld waar we dus inderdaad de materialen die vrijkomen uit de stad hoogwaardig terug kunnen brengen in de stad.
Met hoogwaardig terugbrengen bedoelen we dus dat we materialen nadat ze gebroken zijn
gaan wassen in deze machine.
Er komen 4 – 5 verschillende fracties uit van betonzand tot betongrind.
Wat dus betekent dat wij dat niet meer per schip of per as hoeven aan te voeren
maar dat we dus de materialen die uit de stad komen in onze betoncentrale hoogwaardig kunnen hergebruiken.
Dat betekent een enorme milieuwinst: materiaal uit de stad in de stad.
Om een circulaire economie te gaan hebben in 2050 zou het fantastisch zijn om een praktijk en innovatiecentrum te hebben.
Met de gemeente Almere en met Windesheim en met nog een aantal andere partners zijn wij bezig om zo’n praktijk innovatiecentrum ook te gaan verwezenlijken.
Daarin kunnen leerlingen van zowel Windesheim, het ROC van Flevoland en het VO samen leren naar een circulaire economie.
Naast beton zijn we bezig met het hergebruik van asfalt.
Het dakleer in de asfaltindustrie terugbrengen. Dat is één van de dingen.
We hebben ook een afspraak lopen om het hout wat binnen de gemeente Almere vrijkomt in een palletfabriek te gaan verwerken.
Zodat er dus een stukje gras vervangend opgetreden kan worden.
En we hebben iets in het afval, huishoudelijk afval.
Er is een pilot wat we met de gemeente opgestart zijn.
Uit verschillende woonwijken komt hier het huishoudelijk afval en worden hier op basis van nascheiding nieuwe producten gemaakt.
Grondstoffen Collectief dat is iets wat bij elkaar bindt vanuit de gemeente Almere, Millvision en CIRWINN.
En uiteindelijk komen er allerlei initiatieven bij elkaar en op basis van hetgeen wat er bij elkaar komt worden er allerlei plannen bedacht rondom dat initiatief.
Bijvoorbeeld de kunststoffen die vrijkomen hier uit het sorteerproces.
Maar ook als het gaat over groenstromen die vrijkomen, het doorontwikkelen van beton.
Zo zijn er allerlei dingen die binnen dat Grondstoffen Collectief bedacht zijn waardoor we met elkaar geen dubbele dingen doen.
Dus het komt uit de gemeente Almere, dat soort initiatieven. Samen kunnen we op basis van dat concept verder uitbreiden en uitrollen.
Wat heel mooi zou zijn is als het Praktijk- en Innovatiecentrum (PRICE genoemd) als we dat met elkaar gaan realiseren in Almere.
Daarin kunnen onze studenten van Windesheim, het ROC van Flevoland en misschien ook wel van het VO samen gaan leren in die nieuwe situatie.
Dat zou heel mooi als dat in een leefsituatie is waarin je al onze vakgebieden kwijt zou kunnen.
Het moet eigenlijk samen de circulaire economie leren en dat moeten we met bedrijven, overheid en onderwijs doen.
Voor ons is dat natuurlijk een implementatie in het onderwijs.
Het betekent dat we daar mee bezig zijn om dat uit te zetten.
En voor nu betekent het dat we al een aantal vakken hebben waar de leerlingen bij ons dat al krijgen.
Bij burgerschap, met keuzedelen, duurzaamheid in beroep.
En we willen eigenlijk heel graag naar een Fieldlab toe waarin we die stappen naar PRICE kunnen maken.
Dat betekent dat we daar samen met bedrijven ook een beetje kunnen spelen met innovaties die kunnen helpen naar de transitie.
Maar vooral belangrijk is dat het in het gehele onderwijs een plek krijgt, dat zijn we nu aan het doen.
Dan later door naar de Fieldlab en uiteindelijk met PRICE als kers op de taart.